zondag 7 juli 2013

Villa Mondriaan

   
    Deze ‘kledingstukken’ met Campbell soepblik etiketten en een Mondriaan hangen in ‘Villa Mondriaan’ te Winterswijk, een door koningin Beatrix geopende galerie over het vroege werk van Mondriaan, zoals zij zelf zeggen ‘waar het allemaal begon’, de waard bracht een bezoek.
    Hoewel het museum pas recent geopend is, is de Villa al langer een
begrip in Winterswijk. Dit is echter niet altijd het geval geweest. In 1982 dreigde het toen zwaar verwaarloosde pand zelfs gesloopt te worden. Jan en Elizabeth Nijhuis wisten dit te voorkomen. Zij kochten en renoveerden de villa aan de Zonnebrink en vestigden er ‘Galerie Mondriaanhuis’.
    Bij Elizabeth speelde al langer het idee om op termijn in de Villa een aan Mondriaan gewijd museum te beginnen. Dankzij de inzet van de burgers van Winterswijk en met steun van de gemeente en provincie wordt museum Villa Mondriaan in 2013 gerealiseerd. Wim van Krimpen (oud-directeur van het Gemeentemuseum Den Haag en de Kunsthal in Rotterdam) werd aangetrokken als directeur en met steun van een mecenas werden de Villa en de twee naastgelegen panden aangekocht en grondig verbouwd. Villa Mondriaan werd op 21 mei 2013 geopend door Prinses Beatrix.

donderdag 4 juli 2013

la Bohème


    De firma Janatschek en Wanderer maakte deze la Bohème scooter met een ‘geheel eigen karakter’. Bovendien was zij ‘praktisch en charmant’ als vehikel, had Arthur Rimbaud maar zoiets gehad destijds... De waard probeert het te duiden:
    Een bohemien is in de oorspronkelijke betekenis het Franse woord (bohémien) voor een inwoner van Bohemen, het westelijke deel van Tsjechië. Omdat in Frankrijk aanwezige zigeuners beweerden uit Bohemen afkomstig te zijn, werd bohemien in Frankrijk een naam voor de Roma.
    In de negentiende eeuw ontstond een nieuwe niet-traditionele levenshouding, namelijk die van de stedelijke bohème-kringen, waarvan de aanhangers zichzelf bohemien gingen noemen, daarmee suggererend dat zij het (verondersteld) onbezorgde leven van de zigeuners imiteerden. De bohemien misprees de burgerlijke levenswijze die sinds de Franse Revolutie dominant werd en trok zich terug in een geïsoleerde sfeer aan de rand van de samenleving. Hij leidde een ongeregeld leven, los van maatschappelijke conventies als het huwelijk en vaak omringd door zielsverwanten.

woensdag 3 juli 2013

Mijn Bohème


Tijdens een rondwandeling door Harderwijk verbaasde ons de poëzie in de straten en tussen de keien. Op zijn toer door de wereld stuitte Rimbaud in 1876 op Harderwijk, waar hij een tijd verbleef in de kazerne, in dienst van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger. Mogelijk maakte hij hier dit gedicht: 

Mijn Bohème

Ik ging op weg
mijn vuisten in versleten zakken;
Mijn overjas was alleen nog maar een idee;
O Muze,
Ik liep onder de hemel met je mee;
En maar als je vazal
naar grote liefdes snakken!
....

A. Rimbaud

Tractor Banden


Ver van zijn geliefde café was voor twee dagen een tentoonstelling ingericht: KunstenLandschap 2013, nabij het Vliegveld Twenthe. Ooit stond hij daar met zijn vader aan het einde van de startbaan te luisteren naar een North American F86 D Sabre die over hem heen kwam: zijn borstbeen trilde...
Nu was de luchtbasis verlaten en opengesteld voor een kunstpubliek, dat in de grote hangar kwam kijken. Een kunstenaar was op het idee gekomen deze motor te maken van tractorbanden, aangedreven door trappers, maar er was iets met die ketting...

Museaal raadsel


“Wat zal ik liefhebben dat niet ’t raadsel is?” (Giorgio de Chirico)

    Op reis naar de Veluwe bromde de waard langs het, in zijn woorden: ‘Veluwemuseum’. Hij parkeerde zijn brommer uit Kornwestheim (D) op een plek in het bos en toog naar de tentoonstelling over Arte Povera, een kunstvorm die hem zou bevallen. Maar eerst staarde hij lang naar een transparant bord vol pictogrammen die probeerde te duiden. Wat stelde dat beeld links (tweede van onder) voor? Een rugzak? En daaronder en rechts daarvan? Het zou wel te maken hebben met: ‘niet aanraken’. De waard ging maar eens aan de slag...
    De term arte povera (arme kunst) werd voor het eerst gebruikt in 1967 door de Italiaanse kunstcriticus Germano Celant om het werk van een aantal jonge kunstenaars te beschrijven die installaties maakten met eenvoudige materialen. De essayist Germano Celant zette de principes van de kunststroming uiteen in Arte Povera uit 1969 en was er uiteraard de grote promotor van.
    Arte povera wilde een verdere evolutie zijn van op-art en popart en wees zowel het ‘schilderij-object’ af van de eerste als de ‘wijze van naar buiten treden’ van de laatste. Deze kunstvorm wilde aansluiting zoeken zowel bij het Amerikaanse neo-dadaïsme als bij het Franse nouveau réalisme. Door het kunstwerk als verhandelbaar ‘product’ te ontkennen, ontstonden kortstondige creaties in vergankelijke materialen en op tijdelijke plaatsen.

dinsdag 2 juli 2013

Het bosje van PArdijs


    De waard fietste op een zondag door de bossen. Vlak bij het bankje met het opschrift ‘Zet oe efkes’ zag hij aan de overkant van de zandweg dit
opschrift. Dat bosje kende hij, het bevatte een hoeveelheid oude
begraafplaatsen van Joodse inwoners van Vorden. Hij schudde het hoofd, besteeg zijn fiets en rook aan zijn oksels. Een zurige lucht sloeg hem tegemoet, het werd tijd om weer eens een bad te nemen in het Tentekanaal. Hij had geen idee waarom dit bosje plotseling naar Pardijs heette...
Na en beetje dwalen op het web wist hij het plotseling: een tocht voor
All Terrain Bikes, de waard noemt het fietscross.
Dit zegt onze correspondent ervan:
    Meer dan duizend mannen en vrouwen genoten gisteren van een van de mooiste ritten in de regio die onder andere voert over de Lochemse berg, door het Grote Veld, het door de insiders geliefde bosje van Pardijs (in de buurt van Vorden) en door het openluchttheater. Daar stond de organisatie klaar met een beker soep. Zij werd duidelijk verrast door het grote aantal mensen dat
voorbij kwam. ‘Veel meer moeten we er niet hebben want dan kunnen we het niet meer aan’, stelt één van de organisatoren.

Gekweld


    Op een doordeweekse dag voelde de waard zich tamelijk gekweld, hij wandelde met z’n brommer aan de hand door het stadje D. Bleef stil staan bij deze lantaarnpaal, die was pas gekweld, dacht hij. De sneeuwklonten lagen te smelten van ellende. De lantaarnpaal had een voltreffer gekregen en stond wankel overeind. Misschien had zijn toestand wel te maken met een gedicht van een oude Rutger Kopland, dat we hiernaast afgebeeld zien.
Het luidde als volgt:

En toen de zomer dan toch weer was teruggekeerd
en wij dus weer zaten te drinken bij de rivier,

Zijn oude armen bewogen nog, naar daar, die wereld
dat langzame eeuwige leven van vee in de verte.

Ieder mens zou een dier moeten zijn, moeten sterven
in de herfst, en in de lente weer worden geboren.

Of, ieder mens zou een rivier moeten zijn, komen
zonder verlangen te blijven, gaan zonder heimwee.

Zo zaten we dus weer te drinken daar, tegen de tijd,
oude verhalen, jenever, maar de zon ging wel onder.

En hij sliep in. Omdat de wereld insliep. Zwart
zat hij bij de rivier, zwart gat in het uitzicht.

Rutger Kopland

SIGMUND

                                                                                                                                            ...